Bij een brand zijn de taken van de brandweer verdeeld volgens het aflegsysteem. Dit is een vast aantal taken dat bij iedere brand wordt uitgevoerd. Er bestaat een aflegsysteem voor hoge druk (de slangen die je op haspels uit de auto haalt) en één voor lage druk (die grote rode slangen die de brandweer zelf nog moet uitgooien). Omdat een uitgebreide beschrijving nogal veel werk is hou ik het bij een korte beschrijving.
Hoge druk:
Op aanwijzing van de bevelvoerder gaan nummer 1+2 met een straal (vanaf het voertuig) het pand in om te kijken waar het brand, hoe groot de brand is en of er nog mensen binnen zijn. Dit heet de verkenning. De bevelvoerder loopt meestal buitenom het pand en ondervraagt toeschouwers (of ze weten of er iemand binnen is, wat er misschien in de brand zou kunnen staan etc.). Ondertussen bouwen nummer 3+4 de waterwinning op. Dit houdt in dat ze de slangen (die grote rode)tussen de brandkraan en de wagen uitgooien en aan elkaar koppelen. De pompbediende vult daarna de tank uit de auto bij (er zit standaard al ongeveer 2000 liter in), door het openen van een klep die het water uit de brandkraan direct in de tank laat stromen. Er is nu een onbeperkte watervoorraad.
Nummer 1+2 zijn ondertussen meestal klaar met de verkenning. Zij rapporteren aan de bevelvoerder wat ze hebben gezien. De bevelvoerder bedenkt daarop een plan om het vuur te bestrijden (aanvalsplan). In de meeste gevallen worden de nummers 1+2 met een straal op de uitbreiding gezet (zo kunnen ze voorkomen dat de brand groter wordt) en nummer 3+4 worden met een straal naar de brandhaard (de grootste vuurhaard, meestal is de brand daar begonnen) gestuurd. De bevelvoerder loopt tussen deze ploegen heen en weer om te controleren of de situatie niet verergert. Als dat het geval niet is zal de brand meestal snel kleiner worden.
Als de brand is geblust doet de bevelvoerder een naverkenning met één van de manschappen (meestal nr. 2 of 4). Als de brand uit is en er geen slachtoffers meer gevonden worden, gaan de pompbediender, 1+2 en 3+4 de slangen opruimen. De bevelvoerder draagt het pand over aan de politie (die sluit het af zodat er niemand meer naar binnen kan) en praat de eigenaar van het pand bij over wat er is gebeurt. Als alles is opgeruimd en op het voertuig zit, gaat de wagen weer terug naar de kazerne.
Lage druk:
Bij aankomst wordt de wagen dichtbij de brandkraan neergezet. De bevelvoerder en nummer 1+2 gaan naar het brandende pand. Nummer 1+2 doen binnen een verkenning (zonder slang dus) en de bevelvoerder blijft buiten om daar te controleren waar het brand en met omstanders te praten. De nummers 3+4 gooien slangen uit vanaf de auto naar het brandende pand toe. Door deze slangleiding wordt het water naar de brand getransporteerd. De pompbediende bouwt de brandkraan op (de meeste brandkranen in Nederland liggen onder de grond, er moet nog een verlengstuk op worden gezet voordat er water uit kan komen) en verbindt het voertuig met de brandkraan.
Na de verkenning vertellen 1+2 aan de bevelvoerder wat ze hebben gezien. De bevelvoerder bepaalt daarop zijn inzet. In de meeste gevallen worden de nummers 1+2 met een straal op de uitbreiding gezet en nummer 3+4 worden met een straal naar de brandhaard gestuurd. De stralen die voor het blussen worden gebruikt zijn iets dunner zodat ze makkelijker meegenomen kunnen worden. De bevelvoerder loopt tussen deze ploegen heen en weer om te controleren of de situatie niet verergert.
Als de brand geblust is doet de bevelvoerder een naverkenning met één van de manschappen (meestal nr. 2 of 4). Als de brand uit is en er geen slachtoffers meer gevonden worden, gaan de pompbediender, 1+2 en 3+4 de slangen opruimen. De bevelvoerder draagt het pand over aan de politie (die sluit het af zodat er niemand meer naar binnen kan) en praat de eigenaar van het pand bij over wat er is gebeurt. Als alles is opgeruimd en op het voertuig zit, gaat de wagen weer terug naar de kazerne.
Bij grotere branden kan de bevelvoerder beslissen om extra wagens op te laten roepen net zo lang totdat op alle uitbreidingspunten van de brand iemand met een straal zit om de uitbreiding tegen te houden. Bij de meeste branden kan één ploeg het echter gewoon alleen af.
Als je precies wilt weten wat de taken van ieder lid allemaal zijn moet je even contact opnemen met brandweer nederland (www.brandweer.nl en dan even zoeken naar het kopje contact). Je kan natuurlijk ook eens een brandweerkazerne bij jou in de buurt bezoeken. Dan kan je ook zien welke materialen de brandweer allemaal gebruikt en hoe een brandweerauto er van binnen uitziet.
vriendelijke groet en succes
Thijs