het bloed kruipt
de brandweerman waakt over zijn stad
als het noodlot toeslaat geeft hij het rode beest de sporen
de brandweerman wordt het nooit en nimmer zat
en wil van complementjes niet graag horen
hij gaat daarheen waar menig mens van gruwelt en rilt
trotseert het bulken van rook en de bijten van het vuur
wie heeft dat als klein ventje ook niet graag gewild
staat paraat elke morgen,middag gewoon elk uur
maar hij is ook maar een mens, zijn tranen zilt
toch blijft hij gaan, spoort het rode beest nogmaals aan
zijn gezicht is getekend door hitte en de kou
zijn ziel bekrast door wat zijn ogen al moesten doorstaan
hij doet het graag voor iedereen dus ook voor jou
zit in zijn bloed gewoon ,het grijpen van de rodehaan
rijk zal hij er nooit van worden ,daarvoor werkt hij hier niet
met een andere baan verdient hij ongetwijfeld meer
maar het zit in mijn bloed denkt hij in stil verdriet
zal wel goed komen hoopt hij dan nog maar een keer
maar ook mijn kinderen moeten straks studeren peinst hij
terwijl hij nogmaals in zijn laarzen schiet.
pim de kazernerat