als het blauw is gedoofd
met het gillen van de sirenes en het flitsen van het blauw
weten de mannen dit is menus er zitten mensen in het nauw
zijn maatjes zijn broeders, ze zijn een gezin
als de alarm gaat ,dan is er nog maar een gewin
ze razen door de straten, ze stuiven door de stad
ze hebben echt maar even ,en allen weten dat
met het groeien van de vlammen het bulderen van het vuur
geen baan van acht tot vijf ,het blijft een hels avontuur
het is nog ver ,ze moeten door, sneller dan snel
de rode haan grijpt om zich heen, kraait om kommer en kwel
het felle blauw doorklieft het zwarte van de nacht
dan zijn ze er eindelijk ,er wordt op hen gewacht
zijn makkers zijn broeders ze grijpen het beest
met zijn allen ze vechten hij word nu bedeesd
de mensen zijn buiten en zijn nu gered
weer hebben ze gewonen al was het maar net
waardering van mensen het lijkt zo gewoon
maar je moest eens weten ,je schrikt van hun loon
nachten op straat en niet bij hun gezin
puur voor een vreemde nooit eigen gewin
en is hij naar jaren versleten en krom
krijgt hij een schijntje en begrijpt niet waarom
trots als hij toen was zijn hele leven lang
heeft hij nu amper geld om te leven, het maakt hem bang
wat heeft hij gedaan dat het zo moest gaan lopen
dat hij voor zijn gezin zelden iets leuks kan kopen
is dit dan de man vroeger zo gewaardeerd
het is niet eerlijk , het is verkeerd!
pim de kazernerat.
uit de bundel ,gevoelige snaar van een kazernerat